Nieuws
Huurrecht bedrijfsruimten is achterhaald en kan eenvoudiger
12 februari 2014 - De wettelijke regeling voor de huur en verhuur van bedrijfsruimten sluit niet meer aan bij de huidige marktomstandigheden. Huurders en verhuurders moeten nu door een woud van strenge regels, termijnen en formaliteiten hun weg zien te vinden.
Door niet langer de activiteiten maar de omvang van de huurder als wettelijk criterium te hanteren, wordt meer recht gedaan aan de wensen van betrokken partijen en kan het aantal rechtszaken over dit onderwerp flink worden beperkt. Dit concludeert Jelte Kinderman in zijn proefschrift 'Huur van bedrijfsruimten', hij doet ook voorstellen tot aanpassing van de wet. Kinderman promoveert op 14 februari 2014 aan de Open Universiteit.Veel geschillen en procedures
Kinderman onderzocht de doelstellingen die de wetgever heeft gehad bij de invoering van het huurrecht van bedrijfsruimten in 1972 en de reden waarom onderscheid is gemaakt tussen bedrijfsruimten en overige gebouwde onroerende zaken. Daarnaast onderzocht hij waar de vele geschillen tussen huurders en verhuurders uit voortkomen en hoe het grote aantal procedures kan worden beperkt. "De problemen ontstaan omdat het huurrecht is gebaseerd op de maatschappelijke omstandigheden van vlak na de Tweede Wereldoorlog, waarin vooral eenmanszaken het straatbeeld bepaalden," stelt Kinderman. "Om de kleine huurders te beschermen is destijds in de wet onderscheid gemaakt tussen woonruimten, bedrijfsruimten en overige gebouwde onroerende zaken. Om vast te stellen of een huurder onder de bescherming van het huurrecht voor bedrijfsruimten valt, zijn de activiteiten van de huurder als uitgangspunt genomen."
Huurbescherming?
Inmiddels bepalen vooral grote winkelketens en franchiseorganisaties het straatbeeld. Omdat deze en andere moderne ondernemingen vaak niet vallen onder het beperkt aantal bedrijfsactiviteiten die in de wetgeving bij naam worden genoemd, ontstaan curieuze kwalificaties. Zo wordt een videotheek niet door de wettelijke regeling beschermd, maar de naastgelegen winkel die DVD's verkoopt wel. Ook is de redenering moeilijk te volgen dat de kapper wel wordt beschermd maar de pedicure niet. Door dit soort onduidelijkheden is een onophoudelijke stroom aan jurisprudentie ontstaan. Huurder en verhuurder twisten hierbij over de kwalificatievraag en daarmee over het van toepassing zijn van de strenge huurbescherming.
Omvang als uitgangspunt
Volgens Kinderman is het hoog tijd om de wettelijke regeling te renoveren en daarbij uit te gaan van de omvang van de huurder, in plaats van de activiteiten. Zo zou er één regeling moeten komen die van toepassing is op de huur van alle gebouwde onroerende zaken met uitzondering van woonruimten. Voor kleine huurders zou de regeling dwingend moeten worden, terwijl de grotere bedrijven en ketens in overleg met de verhuurder wél van de regels mogen afwijken. Zo ontstaat een veel eenvoudiger en begrijpelijker systeem dat zal resulteren in een daling van het aantal rechtszaken. Doorsturen | Reageer | Nieuwsbrief